NieuwsoverzichtKroniek van een knokker

Artikel in het Reformatorisch Dagblad

Kroniek van een knokker

Zelf doen. Dat typeert zakenman en schrijver Jan W. Klijn. Zelf noten en zuidvruchten importeren, niet afhankelijk zijn van anderen. Zelf een familiekroniek uitbrengen, zonder dat familie of uitgever iets aan de tekst verandert. „Ik hoef geen verantwoording af te leggen aan de mensen, maar aan God.
Lees verder

Zelfs op een regenachtige winterdag is de Alblasserwaard nog mooi. De in Giessendam geboren Klijn rijdt graag een rondje door de polder om iets van die schoonheid te laten zien. Vanuit zijn woning met een schitterend uitzicht op de Lek rijdt de zakenman in ruste over de Ammerse Kade richting Brandwijk. „Kijk, over die molen gaat mijn 31e boek ”Trots en trouw”, een streekroman over molenaars en vissers in de Alblasserwaard.”

Klijn stuurt zijn luxe Mercedes een passeerhaven in om een tegenligger de ruimte te geven. „Gisteren reed ik hier ook. Ik kwam van de andere kant en een jonge kerel wilde niet aan de kant gaan. Dan moet ik mij echt bedwingen, anders zou ik de auto uitgaan om zo’n vent even de waarheid te zeggen.”

Dat driftige komt regelmatig terug in Klijns dertigste boek ”Voor anker. Familiekroniek 1940-2014”. In het eerste deel beschrijft hij zijn jeugd en jonge jaren. Als 13-jarige gaat Jasper (pseudoniem voor de schrijver) aan de slag bij een groenteman. Die kleineert hem en Jasper loopt weg. Als hij met zijn vader terugkomt om het resterende loon op te halen, maakt de groenteman een schampere opmerking over Jaspers opvoeding. Vader wordt rood van woede. Maar voordat de baas hem een optater kan geven, springt Jasper al tussenbeide. „Vechten is voor hem een tweede natuur geworden”, zo staat er. „Van mijn vader moesten ze afblijven”, zegt Klijn. „Ik had een heel goede band met hem.”

Zakelijk gezien was die vechtersmentaliteit een voordeel, zo blijkt uit het tweede en het derde deel van de familiekroniek. Op zijn 22e begint Klijn voor zichzelf. Hij gaat kaas venten en verovert daarna de ene markt na de andere. Daarna volgen winkels in onder andere Gorinchem en Rotterdam.

De handel in noten en zuidvruchten begint steeds grotere vormen aan te nemen. Er komt een loods op een bedrijventerrein in Giessendam voor de opslag van kaas, noten, pinda’s en gedroogde zuidvruchten.

Jasper wil weten waar de producten vandaan komen. Op de zijkant van een rozijnendoos staat ”Cohen, Izmir”. Klijn reist op de bonnefooi naar Turkije, Izmir is het voormalige Smyrna. Hij weet rozijnen en abrikozen in te slaan. Het is het begin van talloze reizen naar alle uithoeken van de wereld. Worldnut –pseudoniem voor Klijnoot– groeit als kool.

Er zijn ook tegenslagen. Een brand die een deel van het pand in Giessendam verwoest. Buitenlandse producten die helemaal niet aanslaan in Nederland. Zakenpartners die oplichters blijken te zijn. Producten die niet geleverd worden of van ondeugdelijke kwaliteit zijn. „Ziedaar, zomaar vier gevallen die overduidelijk aantonen dat ook Jasper miskleunen maakte”, staat er. „Maar die weerhielden hem er niet van stug door te gaan.”

In het boek klinkt vooral hoe goed u het allemaal hebt gedaan.

„Ja, zakelijk gezien is dat ook zo. De waarheid mag gezegd worden. Er valt, zeker voor zakenmensen, veel van te leren. Hoe iemand uit een arm hoepelmakersgezin de belangrijkste concurrent van Duyvis werd. Toen ik op mijn 56e het bedrijf verkocht, werkten er 145 mensen en had ik miljoenen euro’s omzet. Ondanks dat blijf ik een nuchtere polderjongen en besef ik dat het alles onder Gods gunst was. Ik zeg altijd tegen mijn kinderen: „Blijf maar laag bij de grond, dan kun je ook niet hoog vallen.””

Heeft die geldingsdrang met uw jeugd te maken?

„Dat zit gewoon in het karakter. Maar in een arm gezin met negen kinderen leer je wel knokken. Op mijn negende moest ik naar drie oude tantes in Sliedrecht omdat mijn moeder psychisch zwak was. Dat was geen plek voor een levenslustig kind zoals ik. Mede daardoor heb ik niet zo veel liefde in mijn jeugd gehad. Toen ik op mijn dertiende afscheid nam op school, zei mijn vader: „Nu heb je de mooiste tijd gehad.” Maar ik voelde dat helemaal niet zo. De tijd dat ik werkte vond ik veel mooier dan mijn jeugd.”

Wat vindt uw gezin ervan dat het privéleven van de familie voor iedereen te lezen is?

„Toen ik ermee begon, zeiden mijn kinderen eerst: Pa, ga je gang. Later wilden ze toch weten wat ik over hen schreef. Mijn vrouw heeft bij eerdere boeken weleens meegelezen, maar dat werkte niet. „Je schrijft toch wat je zelf wilt”, zei ze. En zo is het. Ik zei tegen mijn kinderen: „Als het je niet zint, scheur je de bladzijde er maar uit.” Ik heb alle kleinkinderen een boek gegeven en ze lezen het graag. „Opa, u hebt heel wat overhoop gehaald”, zeggen ze. Ik zie het boek als een soort nalatenschap voor mijn nageslacht.”

U had het ook alleen voor de familie kunnen uitbrengen.

„Ik ben een zakenman. Als ik wat doe, wil ik dat het wat oplevert. Alles wat ik doe, moet functioneel zijn. Na 29 boeken wilde ik graag eens een dik boek maken. Dat heeft misschien met eergevoel te maken. ”Voor anker” telt 1020 pagina’s en ruim 2 miljoen tekens. Daar ben ik trots op. Sommigen vinden het wat langdradig, maar zelf houd ik ook van boeken met uitgebreide beschrijvingen. Dus hier zal ook wel een markt voor zijn.”

Sommige mensen komen er niet zo best van af in uw boek.

„Als zo iemand zichzelf herkent, mag hij langskomen. Ik schrijf iets niet zomaar op. Daar is altijd een reden voor. Wel vroeg ik me regelmatig af: Mag ik dat zo opschrijven? Bovendien, voor elk boek moet ik verantwoording afleggen bij de Heere, niet bij de mensen.

Uw vrouw lijkt juist helemaal perfect te zijn.

”Voor anker” bestaat voor een deel uit de drie boeken die ik van 1992 tot 1998 over Jasper schreef, de Jasperserie. Ik heb die nu helemaal herschreven in deze kroniek. Nu pas zie ik hoe belangrijk de rol van mijn vrouw in mijn succes is geweest. Ze heeft me nooit een strobreed in de weg gelegd. Op de achtergrond was ze altijd aanwezig. Geen wonder dat ik geen kwaad woord over haar kan horen.”

Welke boeken kunnen we nog verwachten van u?

„”Trots en trouw” komt in de loop van dit jaar uit. Ik ben ondertussen al met mijn 32e boek bezig, een roman over een weduwvrouw die paarden houdt in de Alblasserwaard. Dat blijft voor mij een heel speciaal gebied. De mensen zijn uit de klei getrokken, je kunt op hen aan. Ze willen werken, zijn recht door zee. Daar houd ik van.”


Contact

Wilt u meer informatie over de boeken van Jan W. Klijn?
Dan kunt u bellen naar:
06-533 92 550 (niet op zondag)
Algemene voorwaarden